Referentiefuncties
Functieomschrijving
Chef debiteuren / crediteuren
- Financiën, Administratie & ICT - F.8.II
Functieprofiel
Kenmerken van de referentiefunctie
De chef debiteuren/crediteuren komt vooral voor in het grotere horecabedrijf, waarbij de aard en omvang van de geldstroom speciale aandacht voor de financiële logistiek in het algemeen en cashmanagement in het bijzonder nodig maakt. Hij/zij is verantwoordelijk voor het operationele geldstroombeheer en liquiditeitsbeheer, de coördinatie en controle van de inkomende en uitgaande facturenstroom en draagt bij aan de verbetering van het operationele financiële proces. Vanuit zijn/haar rol en positie verzorgt hij/zij periodieke rapportages (verantwoording van de in- en uitgaande geldstromen) en fungeert als inhoudelijk specialist met betrekking tot niet-routinematige werkzaamheden aangaande de afdeling. Indeling wordt ondersteund door een IHM, waarin het verschil tussen groep 7, 8 (referentie) en 9 wordt uitgewerkt.
Organisatie
- Direct leidinggevende: vakinhoudelijk leidinggevende.
- Geeft leiding aan: 3 tot 5 (parttime) medewerkers.
Resultaatgebieden, taken en resultaatindicatoren
Resultaatgebieden | Taken | Resultaatindicatoren |
---|---|---|
Personeelsbeheer |
|
|
Coördinatie inkomende/uitgaande geldstroom |
|
|
Operationeel geldstroom en liquiditeitenbeheer |
|
|
Advies en implementatie procesverbeteringen |
|
|
Rapportage operationele resultaten |
|
|
Bezwarende omstandigheden
- Inspannende houding en eenzijdige belasting van oog- en rugspieren bij werken met PC of geautomatiseerd systeem.
Competentieprofiel
Kennis en betekenisvolle vaardigheden
- MBO niveau 4/HBO werk- en denkniveau;
- beheersing van de gangbare kantoorapplicaties en ERP-systemen.
Competenties / gedragsvoorbeelden
Betrouwbaar / Integer:
- gaat zorgvuldig om met vertrouwelijke informatie;
- komt beloften en afspraken na, staat voor wat hij zegt;
- heeft de moed achter zijn daden te staan.
Initiatief nemen:
- begint uit zichzelf, wacht niet af;
- heeft vertrouwen in eigen kunnen en kwaliteit;
- kijkt in het eigen werk vooruit en komt in actie als dat nodig is;
- ziet als zaken (ook buiten het eigen werk) blijven liggen en pakt ze op als dat kan.
Coachen / Instrueren:
- toont belangstelling voor anderen en wat hen bezighoudt;
- weet te motiveren en enthousiast te maken;
- geeft vertrouwen en ruimte om iets zelf te doen en fouten te maken;
- laat anderen voorbeeldgedrag zien.
Communiceren:
- formuleert helder en zo dat de ander het begrijpt;
- luistert goed en reageert op wat de ander zegt;
- vraagt door als dat nodig is.
Analytisch:
- staat objectief en nuchter tegenover allerlei zaken;
- heeft een scherp oordeelsvermogen;
- onderscheidt hoofd- en bijzaken in aangereikte informatie;
- redeneert logisch en consistent.