Referentiefuncties

Functieomschrijving

Bedrijfsbeheerder

  -   Algemeen    -    A.6.I




Functieprofiel

Kenmerken van de referentiefunctie

De bedrijfsbeheerder II leidt de dagelijkse gang van zaken van een klein horecabedrijf zoals cafetaria, lunchroom, café, klein hotel garni, waar dranken en eenvoudige snackachtige gerechten worden geserveerd. De eigenaar/ondernemer heeft de algehele leiding en zorgt voor de algemene zaken zoals financieel beheer, opzet en uitvoering personeelsbeleid, afspraken met leveranciers, inkoop e.d. De bedrijfsbeheerder II is daarmee vooral ook meewerkend. Indeling wordt ondersteund door een NOK, waarin het verschil tussen groep 5 en 6 (referentie) wordt uitgewerkt.

Organisatie

  • Direct leidinggevende: vakinhoudelijk leidinggevende.
  • Geeft leiding aan: 6 tot 15 (parttime) medewerkers.

Resultaatgebieden, taken en resultaatindicatoren

Resultaatgebieden Taken Resultaatindicatoren
Personeelsbeheer
  • regelen van verlof;
  • mede selecteren van nieuwe medewerkers;
  • zorg dragen voor het (laten) opleiden/inwerken van medewerkers;
  • voeren van functionerings- en beoordelingsgesprekken.
  • motivatie en inzet medewerkers;
  • (kortdurend) verzuim;
  • effectiviteit/efficiency van de personeelsinzet;
  • beschikbaarheid vereiste competenties.
Voorraadbeheer en dagelijkse bestellingen
  • doen van voorraadopnames, inschatten van de te verwachten afzet, opstellen van bestellijsten;
  • doorgeven van bestellingen aan (vaste) leveranciers;
  • zorgen voor de ontvangstcontrole (kwaliteit en kwantiteit) en opslag van goederen, reclameren bij afwijkingen.
  • omvang voorraad;
  • tijdig doorgegeven bestellingen;
  • juiste opslag/uitgifte artikelen (% over THT-datum).
Administratie en registratie
  • vastleggen van verbruiken, bestellingen, manco’s (bij ontvangst e.d.);
  • invullen van HACCP-lijsten, dan wel controleren van registraties van medewerkers;
  • bijhouden van afzet-, kosten- en urengegevens;
  • opmaken (c.q. controleren) van de kasstaten, tellen en afstorten van geld.
  • tijdige, juiste en volledige vastlegging van informatie.
Operationele voortgang
  • opstellen van werkroosters, regelen van voldoende bezetting (parttimers, oproepkrachten);
  • (laten) toewijzen van werkzaamheden, geven van aanwijzingen/instructies en toezien op de voortgang en uitvoeringskwaliteit van de werkzaamheden;
  • bijsturen van problemen, opvangen en afhandelen van vragen/klachten van gasten/klanten;
  • toezien op het juist gebruik van inventaris/apparatuur en de directe omgeving, nemen van acties bij afwijkingen, storingen e.d.;
  • toezien op de naleving van de voorschriften op het gebied van veiligheid, Arbo, HACCP en werk- en presentatiemethoden (huisstijl);
  • zelf meewerken in de uitvoering en daarbij vervullen van een voorbeeldfunctie.
  • mate waarin gebudgetteerde afzet wordt gerealiseerd (omzet, gemiddelde bonwaarde, e.d.);
  • efficiency personeelsplanning (uurinzet/uurtarief);
  • klantbeleving (presentatie, uiterlijk);
  • conform voorschriften (HACCP e.d.).
Input voor optimalisatie
  • signaleren van knelpunten in de operationele bedrijfsvoering;
  • doen van voorstellen voor lokale acties, aanschaf apparatuur en verbeteringen van werkprocessen;
  • leveren van een bijdrage aan het uitwerken en doorvoeren van verbeteringen in de bedrijfsvoering op basis van aanwijzingen van de leidinggevende.
  • aantal voorstellen;
  • kwaliteit van de voorstellen (haalbaarheid, aantal door eigenaar/ondernemer overgenomen ideeën, e.d.).

Bezwarende omstandigheden

  • Krachtsinspanning bij het bevoorraden van buffet en keuken, zetten van zalen, terras e.d.
  • Lopend en staand, soms plaatsgebonden werken.
  • Soms hinder van bedrijfsatmosfeer (warmte, drukte, muziek) en van temperatuurwisselingen bij binnen en buiten bedienen.

Competentieprofiel

Kennis en betekenisvolle vaardigheden

  • MBO niveau 3 - 4 werk- en denkniveau;
  • kennis van bedrijfsregels en richtlijnen.

Competenties / gedragsvoorbeelden

Gastgerichtheid:
  • is hoffelijk, voorkomend en welgemanierd naar anderen;
  • vermijdt uitspraken als ‘nee, dat kan niet’ of ‘het is druk’ zonder uitleg;
  • biedt ook ongevraagd extra service;
  • onderzoekt hoe gasten adequaat en optimaal te helpen.
Plannen en organiseren:
  • bakent zaken af in benodigde tijd, middelen en mensen;
  • voorziet knelpunten en neemt actie;
  • schept randvoorwaarden om zaken gedaan te krijgen.
Initiatief nemen:
  • begint uit zichzelf, wacht niet af;
  • heeft vertrouwen in eigen kunnen en kwaliteit;
  • kijkt in het eigen werk vooruit en komt in actie als dat nodig is;
  • ziet als zaken (ook buiten het eigen werk) blijven liggen en pakt ze op als dat kan.
Coachen / Instrueren:
  • toont belangstelling voor anderen en wat hen bezighoudt;
  • weet te motiveren en enthousiast te maken;
  • geeft vertrouwen en ruimte om iets zelf te doen en fouten te maken;
  • laat anderen voorbeeldgedrag zien.
Kwaliteitsgericht:
  • corrigeert direct als niet aan de eisen wordt voldaan;
  • vraagt terugkoppeling van gasten over kwaliteit en service;
  • komt met voorstellen om zaken beter te doen.