Hulp bij indelen
Combinatiefuncties
Indelen van de combinatiefuncties
Onder een combinatiefunctie verstaan we de samenvoeging van twee bedrijfsfuncties (dus niet van twee referentiefuncties), die afzonderlijk zijn beschreven en afzonderlijk zijn ingedeeld in een functiegroep door vergelijking met één of meer referentiefuncties. Er wordt vanuit gegaan, dat de vervuller van de combinatiefunctie beide bedrijfsfuncties volledig beheerst. Daartoe dient hij ze regelmatig uit te oefenen. Hoe vaak of met welke tijdsintervallen die functie-uitoefening plaatsvindt, c.q. in welke mate beide bedrijfsfuncties in elkaar geïntegreerd zijn, is voor de indeling van de combinatiefunctie niet van belang.
Geldigheid van de indelingsregels
De indelingsregels voor combinatiefuncties zijn van kracht, indien:
- er verwantschap bestaat tussen beide bedrijfsfuncties, doordat de werkzaamheden gedeeltelijk op elkaar lijken of omdat ze onderdeel zijn van hetzelfde bedrijfsproces (voor zeer verschillende combinatiefuncties gelden de indelingsregels niet);
- de niveaus (indelingen) van beide bedrijfsfuncties niet meer dan twee functiegroepen van elkaar verschillen;
- de uitkomsten niet strijdig zijn met het algemene Stappenplan (de indelingsregels voor combinatiefuncties zijn bedoeld als ondersteunend instrument).
Indelingsregels
- Wanneer de twee bedrijfsfuncties in dezelfde functiegroep zijn ingedeeld, hangt de indeling van de combinatiefunctie af van het verschil in karakter van beide bedrijfsfuncties;
- De resulterende indeling van de combinatiefunctie is cursief gedrukt aangegeven:
De resulterende indeling van de combinatiefunctie is cursief gedrukt aangegeven:
Verschil in karakter van de bedrijfsfuncties | De bedrijfsfuncties zijn ingedeeld in: | |
Dezelfde functiegroep | Verschillende functiegroepen | |
Vergelijkbaar soort werk (1) | Dezelfde functiegroep | Hoogste functiegroep |
Verschillend soort werk (2) | Naast hogere functiegroep | Hoogste functiegroep |
(1)   de bedrijfsfuncties behoren tot dezelfde functiecategorie, de aard van het werk is hetzelfde en/of de werkzaamheden liggen direct in elkaars verlengde, zodat de vereiste kennis en vaardigheden door de combinatie niet of nauwelijks toenemen.
(2)   de bedrijfsfuncties behoren tot een verschillende functiecategorie, de aard van het werk is verschillend en/of de bedrijfsfuncties hebben geen directe relatie met elkaar, zodat de vereiste kennis en vaardigheden door de combinatie toenemen.