Referentiefuncties

Functieomschrijving

Chauffeur partycatering

  -   Logistiek / Inkoop / Magazijn    -    L.4.I




Functieprofiel

Kenmerken van de referentiefunctie

De chauffeur partycatering II is verantwoordelijk voor het transport van cateringbenodigdheden in Nederland en het nabije buitenland (grensstreken België, Duitsland). Hij/zij maakt daarbij gebruik van een vrachtwagencombinatie of een trekker met oplegger. Voorts is hij/zij verantwoordelijk voor het laden en lossen van cateringbenodigdheden (meubelstukken, stoelen, diverse soorten inrichting- en uitrustingstukken, mobiele keukeninstallaties, ingepakte rolcontainers) op locatie en het assisteren bij het plaatsen of opruimen van benodigdheden en installaties. Indeling wordt ondersteund door een NOK, waarin het verschil tussen groep 3 en 4 (referentie) wordt uitgewerkt.

Organisatie

  • Direct leidinggevende: vakinhoudelijk leidinggevende.
  • Geeft leiding aan: niet van toepassing.

Resultaatgebieden, taken en resultaatindicatoren

Resultaatgebieden Taken Resultaatindicatoren
Routevoorbereiding en -uitvoering
  • (laten) beladen van de auto met de voor de route gereed gestelde orders met behulp van heftruck, handpallettruck en laadklep, stuwen en vastzetten van lading, zo nodig aanbrengen van extra voorzieningen;
  • controleren van de volledigheid van de zending, melden van ontbrekende producten/middelen;
  • besturen/bedienen van en manoeuvreren met de auto;
  • lossen van goederen op de aangegeven adressen en transporteren naar bestemde plaats;
  • in ontvangst nemen van eventuele retourgoederen;
  • (eventueel) aftekenen van vrachtbrieven;
  • signaleren van onvoorzien oponthoud aan de klant/leidinggevende.
  • aantal niet-gemelde manco’s (afwijkingen tussen laadpapieren en lading);
  • aantal klachten ontvangers (omgang, fouten);
  • aantal schades (auto, lading);
  • brandstofverbruik;
  • naleving afleverschema;
  • aantal meldingen/klachten over rijgedrag.
Assistentie opbouw/ afbraak installaties/ voorzieningen
  • monteren van bars, buffetmeubels, dansvloeren e.d., zetten van stoelen;
  • aansluiten van tapinstallaties, uitrollen van kabels, aankoppelen van water- en gasleidingen;
  • afbreken en inpakken van installaties en voorzieningen.
  • klanttevredenheid;
  • juist gebruik installaties/voorzieningen;
  • juiste instructie gebruik;
  • aantal schades als gevolg van onzorgvuldigheid.
Onderhoudstaat auto
  • uitvoeren van dagelijkse controles voor, tijdens en na de rit;
  • uitvoeren van 1e lijns reparaties (lampen, oliepeil, bandenspanning e.d.);
  • in- en uitwendig schoonmaken van de auto;
  • melden van storingen aan de leidinggevende.
  • algehele staat auto;
  • aantal storingen als gevolg van niet-tijdig melden;
  • aantal onnodige meldingen.
Registratie en administratie
  • bijhouden van rijrapporten, vermelden van bijzonderheden t.a.v. afleveringen, voorzieningen bij klanten, routes e.d.;
  • invullen schadeformulieren bij voorkomende ongevallen.
  • volledigheid registraties;
  • tijdigheid verwerking.

Bezwarende omstandigheden

  • Krachtuitoefening bij laad-, los-, transport- en opbouwwerkzaamheden.
  • Gedwongen of eenzijdige houding bij laad-, los- transport- en opbouwwerkzaamheden.
  • Hinder van weersomstandigheden bij laden en lossen, van verkeersdrukte en van verkeersgeluid.
  • Kans op letsel door verkeersongevallen; kans op letsel aan ledematen door stoten of beknelling.

Competentieprofiel

Kennis en betekenisvolle vaardigheden

  • MBO niveau 2 - 3 werk- en denkniveau;
  • in het bezit van groot rijbewijs, aangevuld met chauffeursdiploma;
  • kennis van de werking van te leveren goederen en het elementair onderhoud van de auto.

Competenties / gedragsvoorbeelden

Inzet tonen:
  • is bereid om alles aan te pakken;
  • is niet tevreden met een gemiddelde prestatie;
  • stopt pas als het werk klaar is;
  • neemt verantwoordelijkheid voor het eigen werk.
Oplossingsgericht:
  • richt zich niet op problemen, maar op oplossingen;
  • is pragmatisch, kiest voor praktische en snelle oplossingen;
  • blijft niet lang dralen in het analyseren van het probleem.
Zelfstandig:
  • heeft nauwelijks begeleiding nodig, weet wat hij wanneer en hoe moet doen;
  • lost de voorkomende dagelijkse problemen zelf op;
  • pakt zelf nieuwe werkzaamheden op.
Stressbestendig:
  • blijft onder moeilijke omstandigheden of hoge werkdruk kalm/rustig;
  • herstelt snel na tegenslag of teleurstelling;
  • blijft ook onder druk doelgericht werken.