Referentiefuncties

Functieomschrijving

Keukenhulp

  -   Keuken    -    K.2.I




Functieprofiel

Kenmerken van de referentiefunctie

De keukenhulp II verricht ondersteunende (schoonmaken, afwassen, aanvullen voorraden) en voorbereidende (snijden/portioneren van producten t.b.v. mise en place) werkzaamheden in de keuken. Indeling wordt ondersteund door een NOK, waarin het verschil tussen groep 1 en 2 (referentie) wordt uitgewerkt.

Organisatie

  • Direct leidinggevende: vakinhoudelijk leidinggevende.
  • Geeft leiding aan: niet van toepassing.

Resultaatgebieden, taken en resultaatindicatoren

Resultaatgebieden Taken Resultaatindicatoren
Opruim- en schoonmaakwerkzaamheden
  • uitpakken van leveringen, assisteren bij de opslag;
  • afwassen van gereedschappen, hulpmiddelen en overig vaatwerk;
  • verzamelen en afvoeren van (keuken)afval.
  • conform planning/rooster;
  • conform veiligheidsvoorschriften;
  • conform HACCP.
Ondersteuning, voorbereiding en uitvoering
  • ondersteunen van collega’s bij voorbereidende en eenvoudige uitvoerende werkzaamheden;
  • klaarzetten van (hulp)middelen voor collega’s;
  • aanvullen van voorraden in de keuken vanuit de opslag;
  • bewerken van producten voor uitgifte;
  • schoonmaken van de werkomgeving.
  • volgens planning;
  • verbruikte hoeveelheden;
  • conform voorschriften (o.m. instructie, werkmethoden, HACCP en presentatie).

Bezwarende omstandigheden

  • Krachtsinspanning bij het tillen van (dozen met) producten.
  • Lopend en staand, en veelal plaatsgebonden werken.
  • Soms sprake van werkdruk bij pieken in het werkaanbod.
  • Kans op letsel door het hanteren van messen, bedienen van keukenapparatuur, branden aan hete delen en uitglijden over (natte/vette) vloeren.

Competentieprofiel

Kennis en betekenisvolle vaardigheden

  • MBO niveau 1 - 2 werk- en denkniveau;
  • kennis van bedrijfspecifieke voorschriften;
  • toepassingsgerichte kennis van basale voorbereidende keukentechnieken.

Competenties / gedragsvoorbeelden

Inzet tonen:
  • is bereid om alles aan te pakken;
  • is niet tevreden met een gemiddelde prestatie;
  • stopt pas als het werk klaar is;
  • neemt verantwoordelijkheid voor het eigen werk.
Samenwerken:
  • stelt het gezamenlijke belang boven het eigen belang;
  • helpt collega’s ook zonder dat ze er om vragen;
  • gaat uit van het motto ‘vele handen maken licht werk’;
  • heeft een prettige en plezierige omgang met collega’s.
Betrokkenheid:
  • is trots op zijn bedrijf en de eigen bijdragen daarin;
  • spreekt positief over zijn bedrijf;
  • voelt zich prettig bij de waarden en normen van het bedrijf.
Doorzettingsvermogen:
  • zet uit eigen beweging door bij beletsel en hindernissen;
  • heeft een lange adem;
  • houdt vol tot het doel bereikt is.